Relatie tussen medezeggenschap en toezicht: de ‘missing link’?
Werkconferentie 2015
Op woensdag 9 december werd in Doorn de eerste conferentie gehouden van de Alliantie Medezeggenschap en Governance. De alliantie is begin 2015 opgericht door de SER en het Nationaal Register en stelt zich ten doel het thema medezeggenschap en governance hoger op de agenda te krijgen bij ondernemingsraden en vakbonden, bij raden van bestuur en raden van commissarissen/raden van toezicht.
Daarnaast wil de alliantie ook in praktische zin een concrete bijdrage leveren aan de verbetering van de contacten tussen ondernemingsraad, bestuur en raad van commissarissen. Inmiddels hebben zich meerdere ‘partners’ bij de alliantie aangesloten, te weten Stichting À Propos, FNV, GITP, Stichting MNO, SBI Formaat en WissemaGroup.
De conferentie werd in het kader van genoemde doelstelling door de Alliantie georganiseerd bij SBI Formaat, op Landgoed Zonheuvel te Doorn. De conferentie trok zo’n 150 deelnemers, vooral uit kringen van ondernemingsraden, commissarissen en andere toezichthouders; daarnaast waren er enkele bestuurders en anderen zoals secretarissen, HR-vertegenwoordigers en trainers/adviseurs.
Na een plenaire opening, met toespraken van Trude Maas en SER-voorzitter Mariëtte Hamer, ging het gezelschap uiteen in twee groepen. Het ene deel sloot zich aan bij de praktijkcasus waarin verslag werd gedaan van samenwerking tussen OR en voordrachtcommissaris in de wereld van de waterbedrijven. De andere groep had als casus de bijzondere settings van enerzijds bedrijven met een internationale moeder en anderzijds die in de nonprofit-sectoren. Vervolgens hadden de deelnemers een keus uit één van de vijf workshops die werden gegeven. De dag werd afgesloten met een slotbetoog van prof. Henk Volberda over het belang van samenwerking door de drie raden in een disruptieve economie.
Trude Maas, voorzitter van de alliantie, zelf commissaris en dagvoorzitter van de conferentie, heette de aanwezigen welkom en lichtte kort het programma toe. Ze ging vervolgens in op onder andere het ontstaan en de doelen van de Alliantie, en wat de alliantie over een aantal jaren wil hebben bereikt. Het gaat dan om zaken als meer bekendheid met de toegevoegde waarde van goed overleg, en dan vooral gebaseerd op gedeelde ervaringen, en meer toezichthouders die overleg met medezeggenschap zien als belangrijke bron van informatie voor het uitvoeren van hun taak. Ambities waarvan we kunnen zien of die zijn bereikt als bijvoorbeeld uit de zelfevaluatie van een RvC blijkt dat het contact met de medezeggenschap op natuurlijke wijze wordt meegenomen, en als het aantal voordrachtscommissarissen optimaal is. Ook is belangrijk dat in het beoordelingssysteem van bestuurders en managers de omgang met medezeggenschap een duidelijke rol speelt. Ook gaf Maas inzicht in de antwoorden op de vragen die vooraf via CouncilWise aan de deelnemers van de conferentie waren voorgelegd.
Vervolgens hield Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, de openingstoespraak. Ze wees erop dat medezeggenschap meer is dan de OR, en dat dat in de eerste plaats de bestuurder betreft, maar dat ook de Raad van Commissarissen of Toezicht medezeggenschap heeft. Ze gaf aan dat er zonder zeggenschap geen medezeggenschap kan zijn, maar dat het omgekeerde in een goed werkende onderneming evengoed geldt. Organisaties die een goed stelsel van overleg binnen de onderneming hebben ontwikkeld, hebben een voorsprong, zo blijkt uit nationaal en internationaal onderzoek: goed overleg binnen de onderneming draagt bij aan productiviteit, het verminderen van personeelsverloop en innovatie.
In praktijkcasus 1 gingen Fred Heukelbach, OR-voorzitter van waterbedrijf Oasen, en Margreet Rookmaker en Yvonne Baune, voordrachtscommissarissen bij datzelfde bedrijf, in op de samenwerking tussen OR’en en (voordrachts-)commissarissen die in de wereld van waterbedrijven en -laboratoria is ontstaan binnen het kader van het OR-platform, en wat dat hen heeft opgeleverd. Vervolgens gingen de deelnemers aan een aantal tafels met elkaar in gesprek over dit voorbeeld, en over hun eigen ervaringen, dilemma’s en wensen.
In de andere praktijkcasus vertelde Robbert van het Kaar (Universiteit van Amsterdam) uit de praktijk van RvC’s bij in het buitenland aangestuurde ondernemingen, wat de omstandigheden (ook voor OR’en) vaak behoorlijk compliceert (presentatie). Om de belangen van (internationale) moeders, (nationale) dochters en de medewerkers in balans te houden is de input van de OR’en, en een goede band met de commissarissen, dan van vaak van essentieel belang. Ook ging Van het Kaar in op de situatie bij nonprofitbedrijven, die in zoverre anders is dat daar de aandeelhouder als belangenpartij ontbreekt. Ook hier gingen de deelnemers vervolgens met elkaar aan een aantal tafels in gesprek.
Vervolgens konden de aanwezigen deelnemen aan een van de vijf workshops die werden gehouden:
1. Strategisch overleg met een rol voor de achterban en de vakbeweging.
2. Drie raden; balans tussen strategie en toezicht
3. Praktische handvatten voor de medezeggenschap
4. Communicatietechnieken
5. Welke rol heeft de voordrachtscommissaris?
In zijn slotbetoog hield Henk Volberda (Erasmus Universiteit) de deelnemers voor dat een sterk veranderende, zo niet disruptieve omgeving veel vraagt van mensen in organisaties. Zo is het Angelsaksische business-model het laatste decennium sterk in opkomst in Nederland, terwijl de meeste Nederlanders de voorkeur geven aan het Rijnlandse model. Komt de medezeggenschap daardoor in de knel? Volgens Volberda kan een ‘Deltamodel’ (beter dan het poldermodel) goed inspelen op de dynamiek die met de moderne (kennis)economie gepaard gaat. Vanuit zijn eigen praktijk als voordrachtscommissaris bij het angelsaksisch georganiseerde NXP stelde hij dat samenwerking tussen de drie raden heel goed kan, uitgaande van het principe van ‘halen en brengen’ dat weer mede is gebaseerd op respect en vertrouwen over en weer.
Geïnspireerd door deze woorden sloot de dagvoorzitter de conferentie af. Volgens haar was de energie onder de deelnemers deze middag te voelen en was er ook een gezamenlijk gevoel van noodzaak de ‘missing link’ te ontwikkelen cq. verder te ontwikkelen. Ze stipte kort een paar punten aan die zij teruggekoppeld had gekregen uit de workshops, zoals dat vooral de toezichthouders (en niet in de eerste plaats de OR’en) aan zet zijn en hun rol moeten nemen. Verder is duidelijk dat er grote verschillen zijn tussen sectoren, maar vandaag werd duidelijk dat ze juist ook veel van elkaar kunnen leren. Tenslotte had ze gehoord over een Raad van Toezicht die niet alleen een renumeratie-committee e.d. had, maar ook een OR-committee. Zou dat de toekomst zijn?